Poolvos
Poolvossen kunnen tot wel -50 °C overleven
De poolvos is een zoogdier dat behoort tot de familie van de hondachtigen. Het is een vos die zich heeft aangepast aan het leven op de toendra. Het dier wordt 30 centimeter hoog en 2 tot 6 kilogram zwaar. De staart is 25 tot 40 centimeter lang. Vrouwtjes zijn kleiner dan mannetjes. Mannetjes worden 55 tot 75 centimeter lang, vrouwtjes 50 tot 65 centimeter.
Poolvossen begraven voedsel op goed verstopte plaatsen.
Als er 's winters voedselschaarste aanbreekt, trekken de dieren naar voedselrijkere gebieden, als de kust of zuidelijk gelegen gebieden. Ze kunnen dan wel honderden kilometers ver trekken, alleen of in groepjes. Daar eten ze vooral aas (bijvoorbeeld resten van door ijsberen gedode zeehonden, maar ook aangespoelde vis) en ook schelpdieren.
Poolvossen leven in paartjes of kleine groepen, meestal bestaande uit één mannetje en verscheidene vrouwtjes met hun jongen, maar ook andere combinaties zijn bekend (bijvoorbeeld twee mannetjes en meerdere vrouwtjes). Waarschijnlijk zijn alle vrouwtjes in een groep aan elkaar verwant. Poolvossen zijn meestal monogaam; een mannetje krijgt over het algemeen jongen bij slechts één vrouwtje, ook als er meerdere vrouwtjes in de burcht wonen. De andere dieren helpen mee met het opvoeden van de jongen.
Een poolvos leeft in een burcht, die bestaat uit een uitgebreid gangenstelsel met meerdere uitgangen en vier tot twaalf ingangen, die soms al eeuwen in gebruik zijn en 30 m² groot kunnen zijn. In zo'n gebied groeit meestal meer vegetatie dan in de omliggende streken, doordat de grond vruchtbaarder wordt door de uitwerpselen en etensresten van de poolvossen. De burchten liggen meestal meer dan een kilometer van elkaar af. Soms verblijven ze echter in de buitenlucht, en werpen daar ook hun jongen. Dit komt vooral voor in piekjaren, waarin de meeste geschikte gebieden om een burcht te vestigen al in gebruik zijn genomen.
De paartijd duurt van maart tot april. Na een draagtijd van 53 tot 54 dagen worden de jongen in mei en juni geboren. Poolvossen krijgen voor zoogdieren van hun grootte vrij grote worpen: tien tot twaalf welpen is normaal. Soms bestaat een worp uit wel achttien dieren. In IJsland zijn worpen kleiner: gemiddeld vijf à zes dieren per worp. De jongen worden blind geboren, met een donkerbruine vacht. Na 14 tot en met 16 dagen gaan de oogjes openen. Rond deze tijd kunnen de witte vossen van de blauwvossen worden onderscheiden: witte vossen hebben grijze haren binnenin de oren en rond de snuit. Als de dieren drie weken oud zijn, krijgen ze hun eerste vaste voedsel. Vanaf die tijd wordt er voedsel gebracht door beide ouders en eventuele helpers. Na vier tot tien weken worden de jongen gespeend. In de herfst verlaten ze het nest, alhoewel af en toe vrouwtjes (en soms mannetjes) achterblijven. Deze dieren helpen het volgende jaar mee met de opvoeding van de jongen. De poolvos is geslachtsrijp na tien maanden. Het dier wordt maximaal elf jaar in het wild.
Rendieren
Kenmerkend voor de rendieren in Spitsbergen is hun lichaamsbouw
Begin 20ste eeuw waren de rendieren op Spitsbergen door toedoen van de mens
bijna uitgestorven. Door wettelijke maatregelen worden ze sinds 1925 beschermd
en vanaf dat jaartal is het aantal dan ook weer toegenomen. In 1969 is het een
Nederlandse expeditie die een begin maakt met de systematische bestudering van
rendieren op Edgeøya. Dat zelfde jaar wordt door de Noren voor het eerst
een volledige luchttelling uitgevoerd. Er blijken dan ca. 1500 rendieren
op het eiland te leven. In 1973 bleek het aantal te zijn toegenomen tot 1700.
In het binnenland worden er bijna geen rendieren waargenomen. Dit is makkelijk
verklaarbaar, omdat er in de dalen tussen de grote gletsjers met hun
gladde hellingen er nauwelijks sprake is van vegetatie. Langs de kust
daarentegen is er voedsel in overvloed. Toch kennen de rendieren een groot
voedselprobleem. Het grootste deel van het jaar, negen maanden, is hun
voedselvoorraad grotendeels onder sneeuw verdwenen en voor hen onbereikbaar. In
de drie maanden durende zomer ontwikkelen de rendieren een enorme vraatzucht om
een grote vetreserve te kunnen kweken.
De kritieke periode is het einde van de winter, er komen dan enkele dooidagen
voor die direct gevolgd worden door dagen van strenge vorst. Hierdoor vormt zich
een ijslaag op de sneeuw en het plantendek en wordt het vrijwel onmogelijk om
nog bij het voedsel te komen.
Het is dan ook in deze moeilijke periode, vlak voor de zomer, dat veel rendieren de hongerdood sterven.Uit onderzoek is gebleken dat het vooral de mannetjes zijn die de winter niet overleven. Hun hoogste leeftijd ligt op 10 jaar terwijl de wijfjes 16 kunnen worden.
Ook rendierwijfjes hebben een gewei dit in tegenstelling tot andere
hertachtigen, wel is dit kleiner dan het mannelijke gewei, wat gebruikt wordt
bij gevechten om een vrouwtje. Beide geslachten verliezen elk jaar hun gewei. Kenmerkend voor de rendieren in Spitsbergen is hun lichaamsbouw.
Ze zijn dikker en hebben kortere poten.
De rendieren in Spitsbergen grazen meestal in groepjes van 2 of 3 dit in een
groot contrast tot de grote kuddes in Scandinavië en Canada. Waarschijnlijk is
het verschil in groepsgrootte een gevolg van het feit dat er op Spitsbergen geen
natuurlijke vijanden zijn.
bron: Rendieren en hun milieu - een expeditie naar Spitsbergen
Nederlandse Stichting voor Arctisch Natuurwetenschappelijk Onderzoek
IJsberen
Spitsbergen is het land van de ijsberen
De Barentspopulatie telt er ongeveer 3000. IJsberen kun je altijd en overal tegenkomen.
John Phipps was de eerste Europeeër die de ijsbeer en ivoormeeuw beschreef. Hij zeilde in 1773 met zijn schip Carcass naar Spitsbergen en werd ten noorden daarvan tegengehouden door het ijs. Daar zag hij voor het eerst een ijsbeer. De wetenschappelijke naam die hij voor de ijsbeer koos, was Ursus maritimus, wat letterlijk vertaald 'waterbeer' betekent.
Uit DNA-analyse is gebleken dat de ijsbeer is voortgekomen uit de Ierse bruine beer, welke ondertussen is uitgestorven. Dit is waarschijnlijk gebeurd tijdens een ijstijd in het Pleistoceen. Het oudste ijsberenfossiel is een kaak, in 2004 gevonden op Poolepynten. Dit fossiel is 110.000-130.000 jaar oud.
♂ 2.5–3 meter
350–500 kg
(record: 1002 kg)
pas na 10 jaar volgroeid
♀ 2–2.5 meter
150–200 kg
(zwanger: 500 kg)
pas na 7 jaar volgroeid
IJsberen worden maximaal 25 jaar oud. Met 5 jaar zijn ze geslachtsrijp en ze blijven vruchtbaar tot ze een jaar of 16 zijn. In deze tijd werpen ze 5 a 6 maal.
De paartijd is van april tot juli, maar de bevruchte eicel nestelt zich pas in september/oktober in de baarmoeder in. Het jonge beertje wordt dan een paar maanden later, rond 1 januari geboren in het sneeuwhol dat de moeder heeft gegraven. Het weegt bij geboorte ongeveer 500 gram.
In maart/april verlaat de familie het hol. Het jong blijft 2,5 jaar bij de moeder.
Een ijsbeer is potentieel gevaarlijk en weglopen helpt niet want ze kunnen 65 km per uur lopen.
Daarom mag je in Spitsbergen niet zonder wapen de bebouwde kom uit.
Walrussen
Walrussen brengen 80% van de tijd onder water door
De walrus hoort tot de orde van de roofdieren en is de enige nog levende soort in de familie der walrussen (Odobenidae).
De naam "walrus" komt van het Scandinavische "val ross", wat "walvispaard" betekent.
De zoologische naam Odobenus is afgeleid van de Griekse woorden odous (tand) en baino (gaan) en is gebaseerd op de waarneming dat walrussen zich aan land (op het ijs) soms voortbewegen door middel van hun slagtanden. Rosmarus komt van het Zweedse woord voor walrus.
De eerste beschrijving van walrussen dateert uit juli 1604 door Sir Francis Cherry, gezien op Bjørnøya. Hij ging met zijn schip
‘Speed’ van Lapland naar Bear Island. Ze waren verbijsterd door de hoeveelheden vogels, toen een walrus zijn kop boven water stak, vurig kijkend
naar de boot het maakte een verschrikkelijk geluid en brulde… De bemanning dacht dat hij het schip zou
laten zinken. Enkele dagen later vonden ze de walrussengroep op het Noord-oostelijke strand van het eiland. Het kwam ons erg vreemd voor zo’n grote menigte
zeemonsters te zien, liggend als varkens op een hoop. Uiteindelijk schoten we op hen, daar we niet wisten of zij in staat waren vlug weg te rennen of ons te
grijpen. Enkele, met een vleeswond keken op en gingen weer liggen. Enkele waren gedood met een schot, terwijl anderen met 5 of 6 schotwonden het water in
gingen; zij zijn onwaarschijnlijk sterk. Toen al ons kruit verschoten was gebruikten we blaaspijpje om hun ogen uit te schieten. We benaderden hen dan aan
de blinde kant en kliefden hun hoofden met onze houtbijlen.
♂ 350 - 1200/2000 kg
♀ 250 - 600/700 kg
Het eerste wat opvalt als je deze beesten ziet, zijn de slagtanden, die zowel
mannetjes als vrouwtjes hebben. Deze worden gebruikt om te vechten, op het ijs te klimmen en eten te zoeken. Een walrus heeft erg slechte ogen, daarom worden
de slagtanden als tastzin gebruikt als hij in de bodem wroet op zoek naar eten. (Dit laatste is volgens de Encarta encyclopedie achterhaald.) Ook de snor is een
tastzintuig, hiermee kunnen ze vormen, bijvoorbeeld stenen onderscheiden. De kleurverandering van de huid van de walrussen heeft te
maken met het terugtrekken van het bloed in de huid. Dit doen ze om warmteverlies te voorkomen. Ze brengen 80% van de tijd onder water door.
Walrussen leven in groepen, omdat deze groepen geen onderling contact hebben worden er geen genen uitgewisseld. Elke groep heeft
daarom specifieke eigenschappen.Walrussen krijgen een jong per 2 – 3 jaar en hebben net als ijsberen een verlaatte innesteling van het embryo. De maximale leeftijd die
ze kunnen bereiken is 40 jaar.
Walvissen
?
In de wateren rond Spitsbergen komen verschillende soorten walvissen voor. De
meest voorkomende zijn de: Witsnuitdolfijn, Beluga (of Witte Dolfijn) en de
Dwergvinvis. In het verleden kwam ook de Groenlandse walvis veel voor, maar die
is nagenoeg uitgeroeid en worden nog maar af en toe gezien. Zeldzaam maar wel
waargenomen zijn de Orka, Narwal, Tuimelaar, Potvis, Bultrug, Noordse, Blauwe en
Gewone Vinvis.
Walvissen, bruinvissen en dolfijnen behoren tot de klasse van Cetacea.
Deze naam is afgeleid van het woord Cetus, wat Latijn is en 'groot zeemonster'
betekend. Cetacea worden onderverdeeld in 2 groepen: de baardwalvissen (Mysticetti) en
tandwalvissen (Odonticetti).
De Balaenidae (Echte walvissen) voeden zich voornamelijk met zeeplankton, scholen vis en
pijlstaartinktvis terwijl de Getande walvissen zich daarnaast ook nog voeden met
schelp- en schaaldieren. Sommige walvissen zoals de Orka voedt zich daarbij met
warmbloedige dieren zoals zeehonden, vogels en zelfs andere walvissen.
Baardwalvissen - Mysticetti
Balaenidae - Echte Walvissen
Balaena mysticetus - Groenlandse Walvis
Van 1614 - 1642 had de Noordsche Compagnie het alleenrecht op het vangen van de Groenlandse Walvis. Toen dit octrooi afliep, gingen ook alle anderen meedoen. Dit leidde uiteindelijk tot het uitroeien. De belangrijkste redenen waren de traan en baleinen. Traan (walvisolie) werd gebruikt als lampolie, als bestanddeel voor stopverf, verwerkt tot zeep en om huiden en leer soepel te houden. Als balein in water was verhit, kon het in allerlei vormen worden geperst. Bekend zijn dozen, snuifdozen, mesheften, maatstokken, parapluies, waaiers, rijzwepen, schilderijlijsten, portretmedaillons, gratentrekkers en medische instrumenten. Balein werd ook gebruikt ter versteviging van korsetten en hoepelrokken.
Balaenopteriadea - Vinvissen
Balaenoptera acutorostrata - Dwergvinvis
Deze walvis is vergeleken met andere soorten klein, ongeveer 9 meter lang. Dit is zijn geluk geweest omdat hij doordat hij zo klein is, niet interessant was voor de walvisvaarders. De Dwergvinvis is te herkennen aan zijn dunne lichaam, kleine kop en witte strepen op zijn vinnen.
Balaenoptera borealis - Noordse Vinvis
De Noordse Vinvis ziet men vaker in de subarctische gebieden dan in de poolzeeën. De meeste kans om hem te zien is in de Barentszee. Bijkomend voordeel is dat deze soort dichter onder de oppervlakte zwemt dan de meeste andere walvissen. Uiterlijk lijkt hij op de Gewone Vinvis, maar de Noordse Vinvis heeft geen hoge rug tijdens het duiken en laat zelden zijn staart zien. Zijn rugvin is groter en de zijkanten van zijn mond wit. De Noordse Vinvis kan een snelheid maken van 50 Km/uur.
Balaenoptera physalus - Gewone Vinvis
Met zijn ruim 21 meter lengte is het de op een na grootste walvis in de noordse wateren - alleen de Blauwe Vinvis is groter. Hij heeft een lange smalle kop en een glad gestroomlijnd lichaam. Kenmerkend voor deze soort is dat de rechterkant van zijn onderlip wit is, terwijl de linkerkant grijs is evenals de rest van zijn lichaam. De gewone Vinvis kan een snelheid halen van 32 Km/uur.
Balaenoptera musculus - Blauwe Vinvis
De Blauwe Vinvis is de grootste walvis. Ze zijn gemiddeld 21 -32 meter lang. Daarbij wegen ze tussen de 80 en 150 ton en kunne meer dan 100 jaar oud worden. Zelfs een pas geborene is 7 meter lang en weegt 2,5 ton. Het jong drinkt 200 liter melk per dag en groeit 80 Kg per dag. Het is zelfs waarschijnlijk dat de Blauwe Vinvis het grootste dier is dat ooit op onze aarde geleefd heeft. Deze gigant heeft is blauwe/grijs van boven en wit aan de onderkant. Dit wit wordt al gauw gelig door de algen. Deze soort wordt het vaakst gezien, niet omdat er meer van zijn dan van de andere soorten, maar hij is alleen al door zijn omvang makkelijk te herkennen. Andere opmerkelijkheden zijn de grote brede kop, de kleine rugvin en het spuiten wat wel 9 meter hoog kan komen.
Megaptera novaeangliae - Bultrug
Omdat het aantal van 125.000 is af genomen naar 10.000 wordt er op het moment veel onderzoek gedaan naar de Bultrug. Men probeert een database aan te leggen met daarin alle Bultruggen. Dit gebeurt door foto's van de staarten, die even uniek zijn als onze vingerafdrukken en door DNA onderzoek. De DNA komt van de huidschilfers die op zee opgeschept worden. Een bultrug weegt ongeveer 45.000 Kg en kan 50 jaar oud worden. In de zomer trekken ze vanuit de wateren rond Hawaï naar het noorden, waar de tot dan toe gezoogde jonge voor het eerst vast voedsel zullen eten. Bultruggen duiken in groepen als ze op voedseljacht gaan. ze gebruiken hierbij geluid en maken met z'n allen een net van luchtbellen vast het voedsel in vast komt te zitten. In de jaren '70 is ontdekt dat de mannetjes zingen, maar we weten nog niet waarom. Ze gaan dan met hun kop naar beneden hangen en bewegingsloos kunnen ze uren achtereen hetzelfde lied zingen. Database van de Bultrug
Ebalaena glacialis - Noordkaper
Zeer zeldzaam is de Noordkaper. In het engels heet deze walvis 'Right Whale' - juiste walvis - en niet voor niets, hierop is erg veel gejaagd. Een 15 meter lange zwarte walvis met een dik lichaam. Er zijn er nog maar 300 over (waarschijnlijk allemaal afkomstig van maar 5 vrouwtjes), het goede nieuws is dat er in 2001 een baby-boom was en er 14 jongen geboren zijn. 2002 is daarentegen een slecht jaar geweest 11 walvissen hebben het eind van het jaar niet gehaald. Een van de problemen is dat er in zo een kleine gemeenschap gevaar voor inteelt is en een ziekte erg veel kwaad kan doen. Wilt u op de hoogte gehouden worden over de stand van zaken, kunt u u aanmelden voor de 'Right Whale'-nieuwsbrief van het Georgia Environmental Policy Institute. Ook het Center for Coastal Studies doet onderzoek naar de Noordkaper. Meer info over de genetica is te vinden via Nature.ca .
Tandwalvissen - Odontoceti
Delhinidae - Dolfijnen
Lagenorhynchus albirostris - Witsnuitdolfijn
De witsnuitdolfijn is een robuust gebouwde dolfijn, vrij donker van kleur met lichtere strepen en een opvallende korte, lichte snuit . Het dier leeft in scholen van 6 tot 20 exemplaren. Het zijn onstuimige zwemmers die graag surfen op de boeggolf van schepen. Het voedsel van witsnuitdolfijnen verschilt per gebied en is waarschijnlijk afhankelijk van de beschikbaarheid. De maaginhoud van gestrande exemplaren bestond onder andere uit wijting, kabeljauw, schelvis, heek, haring, hors, makreel en inktvis.
Tursiops truncatus - Tuimelaar
Tuimelaar dolfijnen zijn grote dieren met een gewicht van 250 tot 300 kilo. Hun lengte ligt tussen de 2 en 3 meter. Ze hebben 3 soorten vinnen: de borstvinnen die ze gebruiken om te sturen, de rugvin die dient om stabiliteit te bewaren in het water en de sterke staart waaruit alle kracht voortkomt voor de voortbeweging en de sprongen. De neus is verplaatst naar de bovenkant van het hoofd en wordt blaasgat genoemd. De oren bestaan uit zeer kleine gaatjes aan de zijkant van hun hoofd. De tuimelaar dolfijn is niet helemaal grijs; de onderkant is wit. Ze hebben als het ware een schutkleur: van boven zijn ze donker en van onder zijn ze licht. Je kunt bij de dieren onderling kleurverschillen zien. Ook hebben ze onderling een verschillende tekening die vooral op het hoofd duidelijker zichtbaar is. De huid van dolfijnen voelt aan als: "een natte rubber laars". De buik voelt zachter aan omdat zich daar het meeste vet bevindt. Van een afstand is het nauwelijks te zien, maar bekijk je een dolfijn van dichtbij dan zie je op de huid een aantal krassen. Deze krassen krijgen de dieren tijdens het stoeien en spelen. Ze gebruiken dan hun tanden en maken zo oppervlakkige krassen. Deze genezen vrij snel, maar blijven zichtbaar: er komt een andere kleur pigment voor in de plaats. Op het moment dat dolfijnen echt vechten gebruiken ze hun sterke harde neus. Door te stoten op de vitale delen kunnen ze zelfs een orka of haai doden. Aan het einde van de staart, borstvinnen en rugvin zien we "rafels", een soort rimpels. Dit is een normaal verschijnsel. Naarmate dieren ouder worden krijgen ze meer rafels. Meer informatie over de Tuimelaar vindt u op de website van het Dolfinarium Harderwijk.
Orcinus orca - Orka (Zwaardwalvis)
Orka's zijn de grootste tandwalvissen die nog tot de dolfijnen worden gerekend. Ze komen, meestal in kleine familie-groepen, in alle wereldzeeën voor, met een voorkeur voor koeler water. De orka is een roofdier, dat leeft van zeehonden, andere zeezoogdieren, maar ook grote vissen en vogels. De orka is de grootste dolfijnen-soort; hij kan 10 meter lang worden, 10.000 kilo wegen en eet per jaar 6 keer zijn eigen lichaamsgewicht aan voedsel. Orka's zijn gemakkelijk te herkennen door het contrastrijke zwart en wit.
Monodontidae - Grondeldolfijnen
Delphinapterus leucas - Witte Dolfijn (Beluga)
De volwassen Beluga is makkelijk te herkennen omdat het de enige witte walvis is. Het zijn sociale dieren die zwemmen in mannetjes- en vrouwtjes-groepen. De laatste genoemde groep nemen ook de jongen (grijs) mee. Omdat ze dicht aan de oppervlakte zwemmen zijn ze makkelijk waar te nemen. Beluga's houden van koud, ondiep water en zwemmen zelfs wel eens een rivier op.
Monodon monoceros - Narwal
Bijzonder is de Narwal vanwege zijn 2 meter lange slagtand en zijn enkele long (ipv. 2 longen). Nog steeds weet men niet precies waarvoor zijn slagtand dient. De slagtand ontstaat wanneer een mannetje volwassen wordt, de linker boventand uitgroeit tot slagtand. Hoewel de slagtanden voornamelijk bij de mannetjes horen, hebben ± 3% van de vrouwtjes ook een slagtand. Bij 1 op de 500 mannetjes groeien allebei de tanden uit tot slagtand. Narwals komen zelden zuidelijker dan 70º N.
Physeteridae - Potvissen
Physeter macrocephalus - Potvis
Potvissen hebben een opvallend grote kop, die 15-35% van de totale lengte inneemt. Deze grote beesten zijn meer dan 15 meter lang en kunnen 60 ton wegen. De grote kop is gevuld met olie, zo'n 5 ton bij een volwassen mannetje (omdat de Engelsen vroeger dachten dat dit sperma was, heet de potvis in het engels sperm-whale). Deze prachtige heldere substantie is ideaal als lampenolie, wat de potvispopulatie geen goed heeft gedaan. Deze olie speelt mogelijk een rol bij het reguleren van het drijfvermogen op verschillende dieptes en bij geluidsproductie. -In 1970 suggereerde Malcolm Clarke dat potvissen de dichtheid van de olie reguleren bij het duiken. Door koud zeewater in het blaasgat te laten stromen, koelt het beest en de olie af. De olie krimpt, de dichtheid neemt toe en de walvis zinkt. Wil hij weer naar boven, dan stimuleert hij de bloedsomloop rond zijn olieorgaan, waardoor de olie uitzet en hij stijgt.- Het blaasgat is asymetrisch geplaatst, een ietwat aan de linkerkant van de kop. Het zijn uitstekend duikers en komen uitsluitend in diep water voor. Ze hebben goed ontwikkelde tanden in de onderkaak en geen of slechts rudimentaire tanden in de bovenkaak. Voor het opsporen van prooien stuurt hij het geluid gelijkmatig naar alle kanten, maar hij kan het geluid ook concentreren. Zo kan hij inktvissen verdoven, of zelfs doden met geluidsgolven van meer dan 220 decibel (een popconcert is ± 100 Db). Geen enkel ander levend wezen kan zo'n sterk geluid voortbrengen. (bron: Natuur & Techniek nr.10 2002)